Op zaterdag 28 januari 2023 was er een geslaagde feestavond in de Ankeveense Martinuskerk, waar ca. 150 vrijwilligers aanwezig waren.
Hieronder alle coupletten van het lied wat tijdens deze avond werd voorgedragen door Hans Steenvoorden en Rob de Sain over “de katholieke kerk”.

Rob: Namens de organisatie van het vrijwilligersfeest willen wij u nu iets laten horen zoals het vroeger in de Katholieke kerk was, dus zonder jullie als vrijwilligers. Het gaat op de wijs van het lied Ons Dorp van Wim Sonneveld. Wij vragen jullie alleen de laatste regel van het refrein mee te zingen. Het lied heet: HET RIJKE ROOMSCHE LEVEN

 

Zang: Hans

Wanneer ik hier een liedje zing, duik ik in mijn herinnering, denk aan de dagen van weleer.

De kerk was ’s zondags vijf maal vol, dat speelde toen een grote rol, men ging tenminste wel twee keer.

Mijnheer pastoor was een prelaat, van ver boven de middelmaat; ‘k zie hem nog door de straten schrijden.

De kapelaans een stuk of drie, woonden toen op de pastorie, met in de huishouding twee meiden.

Refr: Ach ja, dat rijke roomse leven, daar denk ik nu nog dikwijls aan.

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: Ja, dat was voor ons kerkgangers een makkelijke tijd, maar nu valt of staat de parochie met het werk van de vrijwilligers. Als daar geen mensen voor zijn, is het gedaan met de kerkgemeenschap.

Hans: Nou, dat mag je niet zo zeggen, natuurlijk is de kerk blij met al deze hier aanwezige vrijwilligers, maar waar waren we zonder onze pastores die steeds de vrijwilligers een hart onder de riem steken, met wat ze allemaal doen voor de gemeenschap, toch nergens!

 

Zang: Hans

De scholen waren toentertijd, nog aan een heilige gewijd, daar gingen room-sche kinderen heen.

De religieuzen met gezag, zwaaiden de scepter daar en ach, ze waren streng in ’t algemeen.

En eens per maand in ganzenpas, gingen we met de hele klas, om onze zonden te belijden.

En in de biechtstoel kwam gesmeerd, het rijtje uit het hoofd geleerd, ja, mens, dat waren nog eens tijden.

Refr: En naar de schoolmis elke morgen, dat kwam op je rapport te staan,

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Hans: Ja die biechtstoelen die staan toch maar mooi te blinken, maar ik vraag me af, zullen zij ooit nog gebruikt worden. Persoonlijk heb ik nog wel een lijstje om te biechten van wat ik de afgelopen jaren niet goed heb gedaan.

Rob: Ja, die biecht van jou dat zal wel een klaagzang worden, of gewoon weer je bekende lijstje, nou die heeft de Pastoor al wel genoeg gehoord. Nee als je echt iets kwijt wilt kom dan maar bij mij, per slot van rekening ben ik ook parttime Bisschop…ik zal je wel aanhoren en vergeven, maar of je daar wat mee opschiet moet je maar afwachten..!

 

Zang Hans:

Elk clubje dat werd opgericht, herinnert u zich nog wellicht, dat kreeg een geest’lijk adviseur.

En had je in de vastentijd, een beetje teveel vrolijkheid, dan kreeg je gauw een hoop malheur.

Was je niet van de middenstand, dan werd je echt geen collectant, dan kon je hoogstens kerkwacht worden.

Dat waren mensen met zo’n band, die met een harde werkmanshand, degeen die sliep steeds wakker porden.

Refr: En missiepaters zag je vele, drie dagen op de preekstoel staan,

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: Kijk dat is toch ook ten goede gekeerd, kijk eens wat er iedere zondag gebeurt: lectoren, kosters, bloemenmeisjes, zangers en zangeressen, koffieschenkers. Allemaal vrijwilligers die meehelpen om er elke zondag weer een feestje van te maken. Dat heb ik in mijn jeugd nooit gezien, hoor. Daar deed de pastoor niet aan.

Hans: Ja, dat is wel een beetje kort door de bocht, wat dacht je van de tijd die de pastores nodig hadden om op huisbezoek te gaan om de mensen aan te moedigen de gezinnen flink uit te breiden. En dat is toch niet goed aangekomen, want kijk eens naar het huidige personeelstekort.

 

Zang Hans.

Je had toen feesten bij de vleet, je zondagspak hing steeds gereed, processies trokken over straat.

De bruidjes in een lange rij, de zangers, de verkennerij, devotie straalde van ’t gelaat.

Asperges me, zong ieder koor, het water stroomde uit je oor, de wierooklucht was om te snijden.

Het rozenhoedje duurde lang, voor donderpreken was je bang, en alle beelden liet je wijden.

Refr: De kerk was alles in je leven, bepaalde toen je heel bestaan,

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: over die zangers gesproken, daar hebben we in onze parochies wel een beetje behoefte aan, daar mogen wel wat leden bijkomen.

Hans: Ja, ook daar zien we een afname, helaas, de jongeren laten het wel afweten. Wellicht moeten we een gospelkoor oprichten want dat schijnt wel erg in te zijn.

 

Zang Hans:

Ook zo een feest vol zaligheid, dat was de heilige kindsheid, je zag er pausen en chinezen.

Je voelde je gelukkig toen, als j’in de optocht mee mocht doen, van ’t kwade had je niets te vrezen.

De koster ging altijd voorop, daar volgde dan het vaandel op, de bruidjes met hun mooie bloemen.

De missie was toen heel ver weg, als ik nu “derde wereld” zeg, dan weten we het te benoemen.

Refr: De kerk was barstensvol met kind’ren, de preek was haast niet te verstaan.

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: vroeger was alles duidelijk, de pastoor regelde alles en je luisterde gewoon. En anders was de meester op school er wel om je terecht te wijzen.

Hans: Ja, en toen zijn wij er ons zelf mee gaan bemoeien, en of dat nou de oorzaak is van de leegloop, ik weet het ook niet. Of waren er misschien andere zaken die ter discussie kwamen.

Rob: Ja, ik kan er wel een paar bedenken, maar ach, het is feest vanavond.

 

Zang Hans:

Wat ook nog vroeger is geweest, dat was toen het aanbiddingfeest, dat moet toch even hier vermeld.

Een weekend lang bad voor ’t altaar, geheel onze parochieschaar, met ’t Allerheiligste uitgesteld.

Het veertiguurgebed en lof, de congregatie, nou en of, de meimand ’s avonds rozenhoedje

Verloor je soms eens wat op straat, dan gaf je moeder je de raad: “tot St. Antonius” bidden moet je.

Refr: En uit het lof kon je soms even op een hoekje met een meisje staan,

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob : als goed Katholiek zijn wij allemaal niet vies van een feestje, maar niet meer zo fanatiek op onze knieën.

Hans :  daarom vieren we vanavond het Kan vrijwilligersfeest:  Verbinding daar hebben we veel meer aan, hier krijg ik denk ik de handen wel voor op elkaar !!

 

Zang Hans:

Het geld bepaalde wie je was, je trouwde eerste of tweede klas, met heel veel kaarsen en een loper.

En dan, bij een begrafenis, deden drie heren soms de mis, met één heer was het veel goedkoper.

Emancipatie was nog raar, geen vrouw mocht achter het altaar, haar taak was dienen en beamen.

Ze deden veel aan liefdewerk, en droegen hoedjes in de kerk, ze waren echte onderdanen.

Refr: Het was zo schoon dat roomsche leven, zo trouw, zo klak’loos nam je aan.

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: Hoezo geen vrouw op of achter het altaar…. Dan zou het hier wel heel stil worden.. Geen Woord en Communieviering zonder de tomeloze inzet van al die vrouwelijke vrijwilligers.

Hans: Ja, maar we moeten niet vergeten dat daar altijd ook de Heer bij is, dat vind ik dan wel weer belangrijk om te noemen…

 

Zang Hans:

En dan op klerikaal gezag, hielden wij ook onthoudingsdag, dan kreeg je botersaus met vis,

We kenden toen nog bankenpacht, een protestant die was verdacht, weet u nog wat een aflaat is?

Als iemand aan een ziekte leed, of als er één examen deed, hield de familie een novene.

Och als ik alles zingen zou, stond ik hier tot het morgendauw, gelukkig is ook veel verdwenen!

Refr: Maar ja, het rijke roomsche leven, daar dachten we nog even aan.

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Rob: Ja, gelukkig is er veel verdwenen en mogen we als gelovigen zelf veel beslissen, maar langzamerhand zijn alleen nog alle vrijwilligers de parochianen die zondags  in de kerk zitten.

Hans: Ja, maar ik vraag me vaak af: Hoe is dat toch mogelijk, waar zijn ze allemaal gebleven, moet er hier wellicht weer een crisis of een oorlog komen willen de kerken weer vollopen? Dat hoopt toch niemand.

 

Zang Hans:

Maar ach, wat gaat die tijd toch gauw, nu brengen leken, ook de vrouw, communie naar de mensen toe.

Zij doen dat uit de eigen kerk, vanwege ’t pastorale werk, en dat worden ze nooit eens moe.

En katholieken hier bijeen, die hebben met elkaar gemeen, dat ze willen helpen dragen,

het lief en leed met iedereen, wij samen-kerk is dat meteen, en een pastor die zou niet klagen.

Refr: Ach ja, dat rijke roomsche leven, daar denk ik nu nog dikwijls aan.

Allen: Ik was een kind en wist niet beter, dan dat het nooit voorbij zou gaan.

Hans: nou we hebben toch wel gehad hè, blijft over…

Rob: Ho, ho: Nu dacht ik toch dat ik wat aan je kon overlaten, maar nee hoor, wat dacht je van de vrijwilligers van het Parochieblad, de website, het netwerkbeheer en dan nog de nodige werkgroepen en het bestuur. Zijn die mensen nog wel eens thuis?

 

Zang Hans:

Nu heffen wij een loflied aan, op allen die hier voor ons staan,

Zij die altijd de zwoegers zijn

Jullie doen altijd zo je best, wij vragen: “Boven” om de rest.

Dat zou toch zo fantastisch zijn.

Dus vrijwilligers hier bijeen, wij zijn hier dus echt niet van steen,

En willen jullie allen prijzen,

Tenslotte past hier nog één ding, luister dus mensen als ik zing:

Laten we nu verder feesten en ons vol hijsen.

Refr. U ziet dat rijke roomsche leven, dat heeft hier nog niet afgedaan,

         want drank en spijs zijn u gegeven, we zullen nog niet naar huis toe gaan.

Zoals jullie zien is er wel veel veranderd, mede door al jullie vrijwilligerswerk.

Dus hier is een applaus wel op zijn plaats. Applaus voor je zelf!!!!!