Het voorgelezen evangelie heeft diepe indruk gemaakt, o.a. op Mahatma Gandhi, de grote leider van India die zonder geweld te gebruiken maar o zo radicaal o zo veel voor de vrede en de armen heeft gedaan. Hij was een groot bewonderaar van Jezus, maar hij was zelf geen christen. Op de chrístenen had hij wel kritiek: hij vond dat zij niet erg leken op Christus, naar wie zij zich noemden.
Hij baseerde dat oordeel op de Bergrede uit Matteüs en de Veldrede uit Lucas, waaruit de evangelielezing van deze morgen genomen is.
De Bergrede begint met de zaligsprekingen.

De Veldrede begint als volgt: “Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot aantal van zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem (…). Ze waren gekomen om naar hem te luisteren en zich van hun ziekten te laten genezen. (…).” Dat gebeurt in omgekeerde volgorde. Eerst geneest hij de zieken en dan spreekt hij de menigte toe. En zojuist heeft u een gedeelte van die toespraak gehoord.

En over die toespraak heeft Gandhi gezegd: “Het is het mooiste en diepste dat ooit aan de mensheid is verkondigd, maar de christenen hebben die levensleer niet in praktijk gebracht.” De christenen misschien niet, maar er is er één die dat wel heeft gedaan; Jezus zelf. Hij heeft alles volbracht. We moeten dit evangelie tegen Jezus aan lezen, hij staat centraal. Hij heeft gezegd wat een volgeling van hem moet doen en hij heeft zelf gedaan wat hij gezegd heeft.

Jezus zegt vandaag tot zijn leerlingen en tot de menigte daar en tot ons hier: “Bemint uw vijanden, doet wel aan wie u haten, zegent hen die u vervloeken, bidt voor wie u mishandelen.”

Dat is toch onmogelijk, denken we. Nee. In de eerste lezing bewijst David het. Ook onder hooggeplaatsten, koningen en generaals, hoge militairen is het mogelijk. David heeft de kans zich van zijn vijand, koning Saul, die hem naar het leven staat, te ontdoen, maar hij weigert. Ook Jezus zelf is de levende illustratie van wat hij ons voorhoudt.
En hij zegt ook nog: “Als je dat doet, dan zul je kinderen zijn van de Allerhoogste”, want hij is zelf de zoon van God. Maar waarom zegt hij “Allerhoogste” en niet ‘Vader in de hemel’? Dat hoort toch bij kinderen? Nee, Jezus zegt opzettelijk “Allerhoogste”, omdat het leven waartoe Jezus oproept zo afwijkt van wat bij de mensen geldt, zo hoog verheven is boven wat bij de mensen gewoon is, dat je, als je zo leeft, in de buurt van de Allerhoogste komt.

Het is alsof Jezus tegen ons zegt: “Kom nu eens aan mijn kant staan en bezie de mensen zoals God ze beziet, bekijk het leven eens met Gods ogen, dan wordt alles anders, want als je naast de Allerhoogste staat, vallen verschillen tussen de mensen weg en zie je alles en allen in de juiste verhoudingen, hoog en laag doen er niet meer toe, belangrijk en onbelangrijk evenmin, en dan zul je net als de Allerhoogste goed zijn voor ondankbaren en slechten, dan zul je barmhartig zijn, niet oordelen en veroordelen. Dan is er geen ruimte meer voor racisme en discriminatie. Als je dit evangelie goed leest, bemerk je dat Jezus naast de Allerhoogste staat én midden tussen de mensen.
Daarom is het evangelie zo boeiend en Jezus zo indrukwekkend. Daarom zijn er altijd mensen geweest die hebben geprobeerd te leven zoals hij.

Dostojevski, een groot Russisch schrijver, had nadat hij vier jaar lang het evangelie had gelezen, zo ’n grote bewondering voor Jezus dat hij zei: “Als iemand zou bewijzen dat Jezus buiten de waarheid stond, dan zou ik me eerder aan hem houden dan aan de waarheid.”

Broeders en zusters, veel is er op de wereld waar je verstand stil bij staat, elke dag weer, maar er is niets wat je telkens weer zo verwondert als de mens, enerzijds zo machtig, anderzijds zo machteloos, zo hoog opgeklommen, maar ook zo diep gezakt, en onder de mensen is er geen groter wonder dan de God-mens Jezus Christus, de Zoon van de Allerhoogste, midden onder ons mensen. AMEN.


Leo Wenneker